Bij een opname vragen de meeste instellingen een borgstelling van de familie van de bejaarde, meestal de kinderen, om de verblijfskosten van de ouder te betalen. Indien niemand een dergelijke borgstelling wil of kan tekenen, kan het rustoord aan het OCMW van de gemeente waar de bejaarde ingeschreven stond op het moment van de opname een betalingsverbintenis vragen. Dit is een verklaring waarbij het OCMW zich borg stelt voor de betaling van de verblijfskosten in het rustoord, de medische kosten en een wettelijk vastgelegd bedrag aan maandelijks zakgeld voor de bejaarde. Uiteraard tracht het OCMW de gemaakte kosten terug te vorderen van de bejaarde en/of van zijn onderhoudsplichtigen.
Voor wie
Mensen die worden opgenomen in een rusthuis en voor wie er geen borgstelling is naar het rusthuis toe.
Hoe gaan we te werk?
Bij opname wordt een betalingsverbintenis aangegaan met het rusthuis. Er wordt een rekening 'systeem I' geopend op naam van de cliënt. Alle inkomsten moeten worden gestort op die rekening. Het OCMW beheert deze rekening, betaalt rusthuisfacturen, medische kosten en maandelijks zakgeld aan het rusthuis.
Eerst worden alle inkomsten van de bejaarde (pensioen, invaliditeitsuitkeringen, zorgkas…) aangesproken en wordt onderzocht of hij beschikt over alle mogelijke sociale uitkeringen waarop hij aanspraak kan maken. De spaargelden van de bejaarden komen onder beheer (rekening 'systeem I') te staan van het OCMW en de bedragen die het OCMW bijpast worden hier systematisch van afgenomen. Op eigendommen van de bejaarde neemt het OCMW een hypotheek zodat in geval van verkoop ook hier de bijgepaste kosten van afgehouden kunnen worden. De bejaarde en/of zijn kinderen kunnen op ieder ogenblik informatie opvragen over de maandelijkse afrekening en de aanwending van de spaargelden.
Indien de inkomsten en spaargelden van de bejaarde ontoereikend zijn vordert het OCMW terug bij de onderhoudsplichtigen (echtgenoten onder elkaar, ascendenten en descendenten). Concreet gaat het hier meestal om kinderen ten aanzien van hun ouders, voor kleinkinderen is de terugvordering niet verplicht. Een maatschappelijk werker gaat eerst de financiële en sociale situatie van de onderhoudsplichtigen onderzoeken. Indien het jaarlijks belastbaar inkomen van de onderhoudsplichtige hoger is dan 20 742,40 euro + 2903.93 per persoon ten laste, kan het OCMW beslissen tot terugvordering, die wordt berekend volgens een wettelijk vastgestelde schaal van tussenkomsten. Elk kind kan slechts worden aangesproken voor zijn kindsdeel (indien er bijvoorbeeld 3 kinderen zijn wordt het bedrag dat werd bijgepast door het OCMW eerst door drie gedeeld, en wordt een derde bij elk van de kinderen teruggevorderd, afhankelijk van hun inkomen)
Het OCMW kan afwijken van deze regel indien blijkt dat het patrimonium van de bejaarde gedurende de laatste 5 jaar zonder aanvaardbare uitleg is verminderd.
De onderhoudsplichtige kan ook vragen aan het OCMW om af te zien van terugvordering om billijkheidsredenen, zoals een jarenlange verbreking van het contact tussen ouders en kinderen, een slechte relatie, verspilling door de ouder…. Het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst van het OCMW beslist of aangehaalde billijkheidsredenen aanvaard worden.
Kostprijs
Gratis dienstverlening
Wat meebrengen?
- Bewijs van inkomen, rekeninguittreksels van de laatste 3 maanden van zowel zicht- als spaarrekeningen.
- Laatste aanslagbiljet.
- Identiteitskaart.
- Gegevens van de kinderen.