Over het ontstaan van de Herentse gemeenschap is weinig bekend. Herent is zeker vóór de 9 de eeuw ontstaan, toen de parochies ingedeeld waren. In 1173 schonk de Bisschop van Kamerijk het 'altaar' (= het recht om een pastoor te benoemen) aan het Kapittel van Kamerijk. De kerk van Herent was dus oorspronkelijk een bisschopskerk.
Plaatsnaamverklaring
Oudnederlands verzamelwoord, bestaat uit twee delen: heren wat haagbeuk betekent en t wat op plaats duidt. De verklaring is dus plaats waar haagbeuken groeien.
In de akte van verkoop (1140) van een stuk land in Meerbeek aan de Abdij van Affligem lezen we de naam Herenth en vinden we de namen van een familie uit de gemeente. De verkopers waren Walterus van Herenth en zijn zoon Heinricus en verder Gozwinus, zoon van Wascelinus, Ingelbertus van Herenth, Herimanus van Nothengem en Jordanus van Thyldunch.
In de loop van de geschiedenis wordt de naam op verschillende wijzen geschreven: Herenth, Herent, Harent, Herint en Heerent.
Bestuur
Herent was in de 13de eeuw reeds volledig ingericht als 'gemeente', met eigen schepenen en een eigen gemeentezegel.
De gemeentezegels werden gedeeltelijk teruggevonden. Een zegel met ronde vorm stelt het wapenschild met de Brabantse Leeuw voor.
Een tweede zegel, met ovale vorm, stelt Onze Lieve Vrouw voor. Ze heeft een kroon op het hoofd, zit op een stoel en heeft het Kindje Jezus in de arm. In de rand staat de tekst 'Sigillum Dominii de Herent et Suorum Scabinorum'.
De meier van Herent oefende rechtspraak en politietoezicht uit. Hij was ook verantwoordelijk voor de gemeenten Veltem, Winksele, Tildonk, Korbeek-Dijle en Neerijse. De bestuursvergaderingen vonden plaats in een herberg. De archieven werden bewaard in twee koffers in de toren van de 'dorpskomme'.
Administratief hing Herent af van het Hertogdom Brabant. De herenfamilies die er door aankoop of erfenis de macht verwierven, heersten er nooit lang.
In 1658 schonk de Spaanse Koning Filips IV de gemeente Herent als baronie aan Rene van Mol. Op hun beurt erfden de Baronnen van Spangen de gemeente Herent. In 1687 verleende Karel II hun het recht de naam 'van Spangen' aan de naam van de gemeente te verbinden. Dit bleef zo tot aan de Franse Revolutie in 1789.
De inwoners leden dikwijls onder de baldadigheden van de krijgsbenden. Als de stad Leuven werd belegerd gebeurden de aanvallen meestal vanuit Herent. De militaire operaties werden vergemakkelijkt door het geschikte terrein.
Het klooster van Bethlehem bood met zijn ruime zalen een uitstekende verblijfplaats voor de militaire staf van de belegeraars. De troepen verbleven tussen de Roeselberg en het dorp.
Dit gebeurde voor de veldtochten van Maarten van Rossem in 1543, van Willem de Zwijger in 1572, van de Hertog van Alençon in 1582, van Richelieu en de Prins van Oranje in 1635 en van de Franse troepen in 1694.
Slechts vanaf 1713 kende de omgeving door de Vrede van Utrecht een betrekkelijke rust. Tijdens de opstand van 1830 - 1831 was er een kleine schermutseling op de Roeselberg. Om dit te herdenken bouwde de Broederschap van 0.-L.-Vrouw van Herent een kapel op de Mechelsesteenweg.
De kerk
Al in 1390 was er naast de kerk een verblijfplaats voor zieken en bezetenen die op bedevaart kwamen om het wonderbare 0.-L.-Vrouwbeeld te zien. Men noemde de Herentenaars daarom soms de 'bezetenen van Herent'.
De parochie behoorde tot de dekenij Brussel, aartsdiakonaat Brabant. In 1559 werd de parochie bij de dekenij Leuven, aartsbisdom Mechelen gevoegd.
Tot in 1574 behoorde de parochie Tildonk tot het ambt van de pastoor van Herent. Alhoewel Oostrem dichtbij de dorpskern lag, was het een aparte parochie met een eigen kerk. In een kluis naast deze kerk verbleven regelmatig leden van de Derde Orde van St.-Franciscus.
Catharina van Borsbeke, de laatste van deze kluizenaressen, spoorde pastoor Godfried van den Hove aan er een klooster te stichten. Zo werd in 1407 het klooster 'Bethlehem' gesticht.
De Kanunniken van St.-Augustinus bewoonden het klooster. Bethlehem hoorde bij het kapittel van Groenendaal. Vanaf 1412 hoorde het bij het Kapittel van Windesheim in Overijssel, Noord-Nederland. Het was een van de belangrijkste kloosters in deze orde en telde in 1526 zo'n 55 kloosterlingen. Prior Pieter lmpens van Tienen, die leefde van 1451 tot 1523, was een van de bekendste kloosterlingen. Hij schreef een merkwaardig 'Chronicon Bethlehemiticum'. Bethlehem werd in 1784 tijdens het Oostenrijks bewind afgebroken. Tijdens de Brabantse Revolutie probeerden enkele van de gevluchte kloosterlingen de vroegere kloostergemeenschap te herstellen, maar in 1796 werden ze door de Fransen voorgoed verjaagd.
In 1786 werd het domein in drie delen verkocht. De kopers waren A. Huisman de Merbais uit Mechelen, Jacques Clabos uit Brussel en Pieter de Bruyn. Vele van de oude handschriften worden bewaard in de bibliotheken van Brussel, Wenen, Londen en Parijs.
Wijgmaal maakte deel uit van de parochie Herent. Alhoewel de St.-Hadrianuskapel alleszins al in 1539 bestond ging men voor het doopsel, begrafenis en huwelijk naar de parochiekerk van Herent. Vanaf 1875 groeide Wijgmaal uit tot een zelfstandige parochie. In 1887 begon men een nieuwe kerk te bouwen. Ze werd ingewijd in 1893.
Handel en nijverheid
In 1306 stond er een graanmolen aan de Dijle. In 1404 werd er een smoutmolen gebouwd. Deze molens vormden in de 19de eeuw de kern van het bedrijf Remy.
Tot in 1860 bestond de bevolking van Herent bijna uitsluitend uit landbouwers. Ze verbouwden vlas, koolzaad, tarwe, koren en ook aardappelen.
Er waren kleinere familiale bedrijven zoals brouwerijen en stokerijen en enkele molens zoals een smout-, wind- en watermolen.
In de tweede helft van de 19de eeuw werd de gemeente meer geïndustrialiseerd. Ook gingen mensen buiten de gemeente werken en pendelen naar Brussel, Leuven en Zaventem.
Op 1 januari 1977 werden de deelgemeenten Veltem-Beisem, Winksele en Herent samen de 'gemeente Herent'. Wijgmaal, tot dan een deel van Herent, werd bij Leuven gevoegd. Kelfs (tussen Wijgmaal en Haacht) ging naar Haacht.