Een klein maar gezellig appartement, ergens in Herent. Een noodwoning van het OCMW. Daar wonen Farouk en Roudaina, allebei veertigers uit Deraa, Syrië, met hun twee kinderen, Abderrahman en Saly. Farouk was docent Frans, en had in Deraa zijn eigen taleninstituut opgebouwd. Op dat instituut Roudaina was maatschappelijk assistent. Geen rijke familie, maar wel hard gewerkt: een appartement in de stad, een auto, een huis op de buiten, een stuk grond met wijnstokken, een goed leven. Nu: niets meer.
Deraa, zijn oudheden van vroeger en zijn ruïnes van nu…
Farouk heeft voor ons een presentatie voorbereid op zijn laptop. "Dit was Deraa, een oude stad aan de grens met Jordanië, zo'n 100 km van Damascus. Een Romeins amfitheater, met een mohammedaanse burcht ertegenaan gebouwd, zo dat het wel één gebouw lijkt. Elk jaar was daar een festival met groepen uit de hele wereld..." Deraa dus, de stad waar de Syrische crisis begonnen is. Weer een foto: het centrale plein, een standbeeld van vader Assad, en een grote foto van zijn zoon Bashar, de huidige president. Farouk: "Dáár is het begonnen. Mensen hebben geprobeerd die foto te verscheuren en het standbeeld te beschadigen. De politie heeft geschoten, daar zijn de eerste doden gevallen. Vóór die tijd hadden mensen geprobeerd vreedzaam actie te voeren, maar toen zijn de problemen echt begonnen." Het leger heeft de stad belegerd, afgesneden van buitenwereld, hele wijken afgesloten. Farouk: "Het leger heeft ons instituut bezet, het is een kazerne geworden. Maar alleen de kelder en het gelijkvloers blijven nog over. De rest is kapotgeschoten door rebellen; wij zaten vlak naast het gebouw van de staatsveiligheid… Die rebellen hebben ook ons landhuis bezet, wij hadden alleen nog ons appartement in de stad."
Vluchten, het kon niet meer anders
Wanneer precies hebben ze beslist te vertrekken? Farouk: "Ik heb altijd gevonden dat ik een taak had, dat ik het land niet uit kon. Maar de toestand is snel slechter geworden. Het land was bezig zichzelf op te branden. Het werd steeds onveiliger, steeds wettelozer, en iedereen probeerde daar zijn voordeel uit te halen. Ik heb Franse literatuur gedoceerd aan de universiteit van Damascus. Sommige studenten wilden wel een diploma, maar dan zonder examen af te leggen. Daar heb ik nooit aan meegedaan, en daar ben ik voor bedreigd. In het begin was er nog enige duidelijkheid: je had wijken die gecontroleerd werden door de regering, en wijken van de oppositie. Wij zaten in een 'regeringswijk', en daar voelden wij ons veilig. Maar ons buitenhuis is aangeslagen door iemand van de oppositie, onze auto door een officier van het leger. Op een dag hoorde mijn vrouw twee mannen praten voor ons appartement, die waren van plan het in brand te steken. Toen hebben we beslist: het is genoeg geweest."
Farouk: "Ik wilde via de officiële weg gaan, dus heb ik contact opgenomen met de Franse ambassade in Libanon. Ik mocht erheen, heb een heel dossier opgesteld, ze hebben mij gezegd dat ik binnen een paar dagen in Frankrijk zou kunnen zijn. De volgende dag ben ik teruggegaan, en toen was het al 'we moeten een rapport opsturen naar Parijs, het zal wat langer duren.' Wij hebben zes maanden gewacht, in een hotel in Beiroet, dat heeft ons 30.000 $ gekost. We konden niet anders: terug naar Syrië was geen optie, gewoon in Libanon wonen ook niet, want daar moet je een arbeidscontract voor hebben en dat had ik niet. Maar toen werd het november, de aanslagen in Parijs, en was die Franse deur opeens gesloten. Ik heb nog geprobeerd een visum voor Rusland te krijgen, maar dat is ook geweigerd: iemand uit Deraa wordt meteen beschouwd als 'oppositie', die krijgt daar geen visum… " Dan maar, zoals zovelen, de "onofficiële weg". Hoe, dat leest u in deel 2.
Wim Jansen en Annemie Van Winckel